Duurzame en sociale zijdekwekerij

Duurzame en sociale zijdekwekerij

Het project van soil to silk, zo omschrijft Madhulika haar zijdekwekerij. Op de 10 hectare land waar haar ouders maïs en tarwe verbouwden, staan nu moerbeiplanten, voedsel voor zijderupsen.

Vooral vrouwen moesten profiteren

Helemaal logisch was het niet om zijdekweker te worden, maar haar ouders wilden het land dat al vele generaties in de familie is, verkopen. En dat voelde niet goed voor Madhulika. Ze wilde er iets mee, maar wat? Ze zou iets moeten verbouwen met zicht op goede opbrengsten, én iets waar de lokale gemeenschap van zou profiteren. Vooral de vrouwen! Vrouwen, vertelt Madhulika, kunnen dan wel officieel landeigenaar zijn, maar in de praktijk merken ze daar helemaal niets van. Vaak werken ze harder dan mannen en krijgen de helft minder betaald.Oogsten van Moerbeiplanten

(oogsten van de moerbeiplanten)

Wie duurzaam is moet klein blijven

Op dit moment biedt de kwekerij werk aan meer dan 60 plattelandsvrouwen in de buurt van Bihar, een deelstaat in het oosten van India. Door in ploegendiensten te werken hebben vrouwen de kans gekregen om aan de slag te gaan én zijn ze belangrijke spelers in het besluitvormingsproces geworden. Van de 15 mensen die nodig zijn om één kilo ruwe zijde te produceren zijn er nu 10 vrouw. Groter wil Madhulika niet groeien met het bedrijf. Want, zo vertelt ze, als je een duurzaam bedrijf wil zijn, moet je klein blijven. Als je groot wordt, moet je allerlei manieren vinden om je winstmarge te vergroten en kun je niet meer duurzaam werken.

(de rupsen krijgen moerbeiblad te eten)

Inheemse zijderupsen

Madhulika werkt met inheemse zijderupsen. Het voordeel hiervan is dat ze geen verwarmde kassen nodig heeft om de rupsen bij een bepaalde temperatuur te kweken. Voor het kweken van inheemse soorten is geen technologie en elektriciteit nodig. Madhulika’s rupsen horen thuis in de klimatologische omstandigheden van de omgeving. Er staan een aantal koude kassen op het land waar de cocons ingehangen worden en de rupsen zich kunnen ontpoppen tot zijdevlinder. Als de ruiten van de kas goed zijn geplaatst, wordt het precies warm genoeg, vertelt Madhulika.

zijdecocons in wielen plaatsen

(de cocons worden in grote wielen geplaatst waar de rupsen straks in verpoppen)

Diervriendelijke productie

De zijde wordt diervriendelijk geproduceerd. Dat dat wil zeggen, ze worden niet levend gekookt in hun cocon, zoals gebeurt bij zijde die industrieel gemaakt wordt. Als de rupsen op de zijdekwekerij zich ontpoppen tot vlinder, knagen ze zich een weg uit de cocon en kunnen van hun vrijheid genieten. Die vrijheid duurt echter niet erg lang. De Bombyx mori is een eeuwenlang gedomesticeerde zijderups. Deze staat net zo ver af van zijn oorspronkelijke wilde soortgenoot als onze stalkoeien van het oerrund. De ontpopte zijdevlinders kunnen zich reproduceren, maar niet zelfstandig overleven.

Bombix Morii zijdevlinder

(Bombyx mori zijdevlinder op een cocon)

Handgeweven zijde

In fabrieken worden alleen zijdedraden machinaal geweven die een bepaalde lengte hebben. Deze lengte is afgestemd op cocons die met de rupsen erin gekookt worden. De rupsen van Madhulika’s kwekerij ontpoppen zich tot vlinder en knagen zo de draden van de cocon stuk. Dat betekent dat de zijdedraden gebroken zijn, en dus te kort om machinaal te weven. Deze zijde wordt dan ook uitsluitend met de hand geweven. De vrouwen van de zijdekwekerij spinnen de zijdedraden zelf, maar het weven gebeurt in West-Bengalen door gespecialiseerde handwevers.

(spinster van zijdedraden)

Biologische productie

Op zijdedraden zit een natuurlijk soort ‘gom’, een proteïne die de rups zelf uitscheidt. Daardoor plakken de draden aan elkaar en kan de rups een stevige cocon weven voor zichzelf om te ontpoppen tot zijdevlinder. Om de gom eraf te halen wordt de zijde ontvet met soda. En de natuurlijke gele kleur van de cocon wordt in de rivier eraf gewassen. Het gebruik van chemicaliën op deze bijzondere kwekerij is taboe. Alle natuurlijke materialen worden hergebruikt. Afval van zijderupsen gaat als mest terug de tuin in en gedroogde twijgen en overtollige bladeren van de moerbeiplanten dienen als brandstof en voer.

Uiteindelijk vloeit 80% van de waarde van het eindproduct (de zijden stof) terug naar de kwekers van de cocons, de spinners en de wevers.